Keurstoffen € 160,-
Het Oude en Nieuwe Testament in vier handzame deeltjes, 127 preken, die zeer geschikt zijn om voor te lezen.
INHOUD OUDE TESTAMENT
GENESIS 19:26
En zijn huisvrouw zag om van achter hem; en zij werd een zoutpilaar.
GENESIS 22:18a
En in uw Zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde.
Ter nabetrachting op het Heilig Avondmaal
EXODUS 16:33,34
Ook zeide Mozes tot Aäron: Neemt een kruik en doe een gomer vol Man daarin; en zet die voor het aangezicht des HEEREN tot bewaring voor uw geslachten.
Gelijk als de HEERE aan Mozes geboden had, alzo zette ze Aäron voor de getuigenis tot bewaring.
Ter gelegenheid van het nieuwe jaar
NUMERI 22-26
En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:
Spreek tot Aäron en zijn zonen, zeggende: Alzo zult gijlieden de kinderen Israëls zegenen, zeggende tot hen:
De HEERE zegene u en behoede u;
De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig;
De Heere verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!
Op een bedestond
NUMERI 10:9
En wanneer gijlieden in uw land ten strijde zult trekken tegen den vijand die u benauwt, zult gij ook met die trompetten een gebroken geklank maken; zo zal uwer gedacht worden voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, en gij zult van uw vijanden verlost worden.
NUMERI 23:10b
Mijn ziel sterve den dood der oprechten, en mijn uiterste zij gelijk het zijne.
Ter gelegenheid van de gesloten vrede, 13 oktober 1748
DEUTERONOMIUM 33:29
Welgelukzalig zijt gij, o Israël! Wie is u gelijk? Gij zijt een volk, verlost door den HEERE, het Schild uwer hulp, en Die een Zwaard is uwer hoogheid; daarom zullen zich uw vijanden geveinsdelijk aan u onderwerpen, en gij zult op hun hoogten treden.
JOZUA 24:15
Maar aangaande mij en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen.
1SAMUËL 21:10-15
En David maakte zich op en vluchtte te dien dage van het aangezicht van Saul; en hij kwam tot Achis, den koning aan Gath.
Doch de knechten van Achis zeiden tot hem: Is deze niet David, de koning des lands? Zong men niet van dezen in de reien, zeggende: Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden?
En David legde deze woorden in zijn hart en hij was zeer bevreesd voor het aangezicht van Achis, den koning van Gath.
Daarom veranderde hij zijn gelaat voor hun ogen, en hij maakte zichzelven gek onder hun handen; en hij bekrabbelde de deuren der poort, en hij liet zijn zever in zijn baard aflopen.
Toen zeide Achis tot zijn knechten: Zie, gij ziet, dat de man razende is, waarom hebt gij hem tot mij gebracht?
Heb ik razenden gebrek, dat gij dezen gebracht hebt om voor mij te razen? Zal deze in mijn huis komen?
2SAMUËL 23:5 Eerste Deel
Hoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en bewaard is; voorzeker is (daarin) al mijn heil en alle lust, hoewel Hij het (nog) niet doet uitspruiten.
2SAMUËL 23:5 Tweede deel
Hoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en bewaard is; voorzeker is (daarin) al mijn heil en alle lust, hoewel Hij het (nog) niet doet uitspruiten.
Ter voorbereiding voor het Heilig Avondmaal
1KRONIEKEN 29:17a
En ik weet, mijn God, dat Gij het hart proeft, en dat Gij een welgevallen hebt aan oprechtheden.
Intrede rede in de gemeente van ’s Gravenhage
2KRONIEKEN 15:1,2
Toen kwam de Geest Gods op Azária den zoon van Oded.
En hij ging uit, Asa tegen, en hij zeide tot hem: Hoort mij Asa en gans Juda, en Benjamin; de HEERE is met ulieden, terwijl gij met Hem zijt; en zo gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar zo gij Hem verlaat, Hij zal u verlaten.
2KRONIEKEN 16:9a
Want den HEERE (aangaande), Zijn ogen doorlopen de ganse aarde om Zich sterk te bewijzen aan (degenen), welker hart volkomen is tot Hem.
Ter voorbereiding voor de dank, vast, en bededag
EZRA 9:6
En ik zeide: Mijn God, ik ben beschaamd en schaamrood om mijn aangezicht tot U op te heffen, mijn God; want onze ongerechtigheden zijn vermenigvuldigd tot boven (ons) hoofd en onze schuld is groot geworden tot aan den hemel.
JOB 2:10a
Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen?
Op een bedestond
JOB 5:8-24
Doch ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten;
Die grote dingen doet die men niet doorzoeken kan, wonderen, die men niet tellen kan;
Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten;
Om de vernederde te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden.
Hij maakt teniet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet één ding uitrichten.
Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt.
Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts, tasten zij in den middag.
Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken.
Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe.
Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom, verwerp de kastijding des Almachtigen niet.
Want Hij doet smart aan en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen.
In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren.
In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards.
Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt.
Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen.
Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn.
En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen.
JOB 17:9
En de rechtvaardige zal zijn weg vasthouden, en die rein van handen is, zal in sterkte toenemen.
JOB 33:23,24
Is er dan bij hem een gezant, een uitlegger, één uit duizend, om den mens zijn rechten plicht te verkondigen?
Zo zal Hij hem genadig zijn en zeggen: Verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale, Ik heb verzoening gevonden.
PSALM 1:3a
Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd.
PSALM 2:6
Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid.
Ter gelegenheid van de bediening van het Heilig Avondmaal
PSALM 4:7b
Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o HEERE!
Ter nabetrachting op des Heeren Avondmaal.
PSALM 4:8
Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven, meer dan ten tijde als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn.
PSALM 35:3
Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw Heil.
PSALM 37:5
Wentel uw weg op den HEERE en vertrouw op Hem, Hij zal het maken.
Ter nabetrachting op des Heeren Heilig Avondmaal
PSALM 50:14
Offert Gode dank en betaal den Allerhoogste uw geloften.
Zijnde een intredepredikatie in de gemeente van Zierikzee
PSALM 51:14b,15
En de vrijmoedige geest ondersteune mij.
Zo zal ik den overtreders Uw wegen leren; en de zondaars zullen zich tot U bekeren.
PSALM 51:20
Doe wel bij Sion naar Uw welbehagen, bouw de muren van Jeruzalem op.
PSALM 55:23a
Werp uw zorg op den HEERE, en Hij zal u onderhouden.
PSALM 72:16
Is er een handvol koren in het land op de hoogte der bergen, de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon; en die van de stad zullen bloeien als het kruid der aarde.
PSALM 73:28a
Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen.
PSALM 87:5b
En de Allerhoogste Zelf zal haar bevestigen.
Ter gelegenheid van het einde van het jaar
PSALM 90:12
Leer ons (alzo) onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.
PSALM 92:13
De rechtvaardige zal groeien als een palmboom, hij zal wassen als een cederboom op Libanon.
Ter nabetrachting op des Heeren Heilig Avondmaal
PSALM 100:1,2
Een lofpsalm. Gij ganse aarde, juicht den HEERE.
Dient den HEERE met blijdschap, komt voor Zijn aanschijn met vrolijk gezang.
PSALM 100:3-5
Weet, dat de HEERE is God; Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide.
Gaat in tot Zijn poorten met lof, in Zijn voorhoven met lofzang; looft Hem, prijst Zijn Naam.
Want de HEERE is goed, Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid, en Zijn getrouwheid van geslacht tot geslacht.
Ter gelegenheid van een dankdag, vastendag en bededag
PSALM 129:1-8
Een lied Hammaäloth.
Zij hebben mij dikwijls benauwd van mijn jeugd af, zegge nu Israël.
Zij hebben mij dikwijls van mijn jeugd af benauwd; evenwel hebben zij mij niet overmocht.
Ploegers hebben op mijn rug geploegd, zij hebben hun voren lang getogen.
De HEERE, Die rechtvaardig is, heeft de touwen der goddelozen afgehouwen.
Laat hen beschaamd en achterwaarts gedreven worden, allen die Sion haten.
Laat hen worden als gras op de daken, hetwelk verdort, eer men het uittrekt.
Waarmede de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm.
En die voorbijgaan, niet zeggen: De zegen des HEEREN zij bij u; wij zegenen ulieden in den Naam des HEEREN.
SPREUKEN 2:7a
Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen.
SPREUKEN 18:1
Die zich afzondert, tracht naar wat begeerlijks; hij vermengt zich in alle bestendige wijsheid.
Ter gelegenheid der bediening van des Heeren Avondmaal
HOOGLIED 1:2a
Hij kusse mij met de kussen Zijns monds.
JESAJA 40:31a
Maar die den HEERE verwachten, zullen de kracht vernieuwen; zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden.
JESAJA 40:31b
Zij zullen lopen en niet moede worden, zij zullen wandelen en niet mat worden.
JESAJA 42:3
Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek, die zal Hij niet uitblussen.
JESAJA 50:10 Eerste deel
Wie is er onder ulieden, die den HEERE vreest, die naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in de duisternis wandelt en geen licht heeft, dat hij
JESAJA 50:10 Tweede deel
Wie is er onder ulieden, die den HEERE vreest, die naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in de duisternis wandelt en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den Naam des HEEREN en steune op zijn God.
JESAJA 57:15
Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon (in) de hoogte en (in) het heilige, en bij dien, die van een verbrijzelden en nederigen geest is, opdat Ik levend make den geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden.
Ter voorbereiding voor des Heeren Avondmaal
JESAJA 61:8
Ik zal geven, dat hun werk in der waarheid zal zijn.
JESAJA 61:10
Ik ben zeer vrolijk in den HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, den mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan; gelijk een bruidegom zich met priesterlijk sieraad versiert, en als een bruid zich versiert met haar gereedschap.
Zijne een synodale afscheidspredikatie tot Enkhuizen
Gepredikt 7 augustus 1738
JESAJA 62:6b,7
O gij die des HEEREN doet gedenken, laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen.
En zwijgt niet stil voor Hem, totdat Hij bevestige en totdat Hij Jeruzalem stelle (tot) een lof op aarde.
JESAJA 63:1
Wie is Deze, Die van Edom komt, met besprenkelde klederen van Bozra? Deze, Die versierd is in Zijn gewaad? Die voorttrekt in Zijn grote kracht? Ik ben het, Die in gerechtigheid spreek, Die machtig ben om te verlossen.
JESAJA 66:2b
Maar op dezen zal Ik zien, op den arme en verslagene van geest en die voor Mijn woord beeft.
JESAJA 66:8b
Sion heeft weeën gekregen, en zij heeft haar zonen gebaard.
JEREMIA 4:14,15
Was uw hart van uw boosheid, o Jeruzalem, opdat gij behouden wordt; hoe lang zult gij de gedachten uwer ijdelheid in het binnenste van u laten vernachten?
Want een stem verkondigt van Dan af, en doet ellende horen van het gebergte van Efraïm.
JEREMIA 31:19
Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw gehad, en nadat ik mijzelven ben bekend gemaakt, heb ik op de heup geklopt; ik ben beschaamd, ja, ook schaamrood geworden, omdat ik de smaadheid mijner jeugd gedragen heb.
EZECHIËL 30:37
En Ik zal ulieden onder de roede doen doorgaan, en Ik zal u brengen onder den band des verbonds.
EZECHIËL 34:31
Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner weide, gij zijt mensen; (maar) Ik ben uw God, spreekt de Heere HEERE.
EZECHIËL 36:31
Ik doe het niet om uwentwil, spreekt de Heere HEERE, het zij u bekend; schaamt u en wordt schaamrood van uw wegen, gij huis Israëls.
Daniëls standvastigheid in het dienen van God.
DANIËL 6:11
Toen nu Daniël verstond, dat dit schrift getekend was, ging hij in zijn huis (hij nu had in zijn opperzaal open vensters tegen Jeruzalem aan) en hij knielde drie tijden des daags op zijn knieën, en hij bad en deed belijdenis voor zijn God, ganselijk gelijk hij vóór dezen gedaan had.
HOSEA 6:1
Komt en laat ons wederkeren tot den HEERE, want Hij heeft verscheurd en Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen en Hij zal ons verbinden.
MICHA 2:13
De Doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken; en hun Koning zal voor hun aangezicht heengaan, en de HEERE in hun spits.
MICHA 7:18
Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel Zijner erfenis voorbijgaat? Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid, want Hij heeft lust aan goedertierenheid.
ZEFANJA 2:1
Doorzoekt uzelven nauw, ja, doorzoekt nauw, gij volk, dat met geen lust bevangen wordt.
HAGGAÏ 2:8m
En zij zullen komen (tot) den Wens aller heidenen.
ZACHARIA 13:1
Te dien dage zal er een fontein geopend zijn voor het huis Davids, en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinheid.
MALEACHI 1:11
Maar van de opgang der zon tot haar ondergang zal Mijn Naam groot zijn onder de heidenen; en aan alle plaats zal Mijn Naam reukwerk toegebracht worden, en een rein spijsoffer; want Mijn Naam zal groot zijn onder de heidenen, zegt de HEERE der heirscharen.
INHOUD NIEUWE TESTAMENT
MATTHEÜS 5:3
Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
MATTHEÜS 5:4
Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.
Op het Heilig Avondmaal
MATTHEÜS 5:6
Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden.
MATHHEÜS 5:47b
Wat doet gij boven anderen? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde?
MATTHEÜS 6:24a
Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en den anderen verachten.
MATTHEÜS 9:2b
Zoon, zijt welgemoed; uw zonden zijn u vergeven.
MATTHEÜS 10:28
En vreest niet voor degenen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veelmeer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel.
MATTHEÜS 11:12
En van de dagen van Johannes den Doper tot nu toe, wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan, en de geweldigers nemen hetzelve met geweld.
MATTHEÜS 11:25,26
In dienzelven tijd antwoordde Jezus en zeide: Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard.
Ja Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U.
MATHHEÜS 16:24 eerste deel
Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mij.
Ter nabetrachting op des Heeren Avondmaal
MATHHEÜS 16:24 tweede deel
Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mij.
MATTHEÜS 18:19,20
Wederom zeg Ik u, indien er twee van u samenstemmen op de aarde over enige zaak, die zij zouden mogen begeren, dat die hun zal geschieden van Mijn Vader, Die in de hemelen is.
Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen.
MATTHEÜS 18:21,22.
Toen kwam Petrus tot Hem en zeide: Heere, hoe menigmaal zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Tot zevenmaal?
Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal, maar tot zeventigmaal zeven(maal).
MARKUS 2:17a
En Jezus (dat) horende zeide tot hen: Die gezond zijn, hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn.
LUKAS 8:13b
In den tijd der verzoeking wijken zij af.
LUKAS 12:32
Vrees niet, gij klein kuddeken, want het is uws Vaders welbehagen, ulieden het Koninkrijk te geven.
LUKAS 18:24-27
Jezus nu ziende, dat hij geheel droevig geworden was, zeide: Hoe zwaarlijk zullen degenen die goed hebben, in het Koninkrijk Gods ingaan!
Want het is lichter, dat een kemel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke in het Koninkrijk Gods ingaat.
En die (dit) hoorden, zeiden: Wie kan dan zalig worden?
En Hij zeide: De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God.
LUKAS 18:28-30
En Petrus zeide: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd.
En Hij zeide tot hen: Voorwaar Ik zeg ulieden, dat er niemand is, die verlaten heeft huis of ouders of broeders of vrouw of kinderen om het Koninkrijk Gods,
Die niet zal veelvoudig wederontvangen in dezen tijd, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven.
JOHANNES 3:3b
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.
JOHANNES 3:16
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
HANDELINGEN 10:15b
Hetgeen God gereinigd heeft, zult gij niet gemeen maken.
En op den dag des sabbats gingen wij buiten de stad aan de rivier, waar het gebed placht te geschieden; en nedergezeten zijnde, spraken wij tot de vrouwen die samengekomen waren.
HANDELINGEN 16:30
En hen buitengebracht hebbende, zeide hij: (Lieve) heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?
Een intrede rede in de gemeente te Rotterdam
ROMEINEN 1:11-13
Want ik verlang om u te zien, opdat ik u enige geestelijke gave mocht mededelen, teneinde gij versterkt zoudt worden;
Dat is, om mede vertroost te worden onder u door het onderling geloof, zo het uwe als het mijne.
Doch ik wil niet, dat u onbekend zij, broeders, dat ik menigmaal voorgenomen heb tot u te komen (en ben tot nog toe verhinderd geweest), opdat ik ook onder u enige vrucht zou hebben, gelijk als ook onder de andere heidenen.
ROMEINEN 5:8
Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren.
ROMEINEN 7:24. Eerste deel
Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
ROMEINEN 7:24 Tweede deel
Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
ROMEINEN 8:15
Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader!
Ter nabetrachting op de bediening van des Heeren Avondmaal
ROMEINEN 12:1
Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige (en) Gode welbehaaglijke offerande, (welke is) uw redelijke godsdienst.
1KORINTHE 3:12,13a
En indien iemand op dit fundament bouwt goud, zilver, kostelijke stenen, hout, hooi, stoppelen,
Eens iegelijks werk zal openbaar worden; want de dag zal het verklaren.
Op een dank- vast- en bededag
2KORINTHE 1:10
Die ons uit zo groten dood verlost heeft en (nog) verlost; op Welken wij hopen, dat Hij (ons) ook nog verlossen zal.
2KORINTHE 3:18
En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren (als) in een spiegel aanschouwende, worden (naar) hetzelve beeld in gedaante veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest.
2KORINTHE 4:16b
Hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag.
2KORINTHE 4:17
Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij(gaat), werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid.
2KORINTHE 12:2-4
Ik ken een mens in Christus, voor veertien jaren (of het geschied is in het lichaam, weet ik niet, of buiten het lichaam, weet ik niet, God weet het), dat de zodanige opgetrokken is geweest tot in den derden hemel.
En ik ken een zodanig mens (of het in het lichaam of buiten het lichaam geschied is, weet ik niet, God weet het),
Dat hij opgetrokken is geweest in het paradijs, en gehoord heeft onuitsprekelijke woorden, die het een mens niet geoorloofd is te spreken.
2KORINTHE 12:8,9a eerste deel
Hierover heb ik den Heere driemaal gebeden, opdat hij van mij zou wijken.
En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.
2KORINTHE 12:9b tweede deel
Mijn genade is u genoeg.
Ter voorbereiding voor de bediening van des Heeren Avondmaal
2KORINTHE 13:5
Onderzoekt uzelven of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven.
GALATEN 4:19
Mijne kinderkens, die ik wederom arbeid te baren, totdat Christus een gestalte in u krijge.
Ter voorbereiding voor de bediening van des Heeren Heilig Avondmaal
EFEZE 3:19a
En bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat.
Bij gelegenheid van de kermis
EFEZE 5:11a
En hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis.
EFEZE 5:14
Daarom zegt Hij: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten.
Zijnde een intree rede in de gemeenste te Driehuizen
KOLOSSENZEN 4:3a
Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des Woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus.
1TIMOTHEÜS 4:8
Want de lichamelijke oefening is tot weinig nut, maar de godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte des tegenwoordigen en des toekomenden levens.
Ter bevestiging van de weleerwaarde heer Petrus Blauw, in de gemeente te Twisk, 13 november 1746
2TIMOTHEÜS 2:15
Benaarstig u om uzelven Gode beproefd voor te stellen, een arbeider die niet beschaamd wordt, die het woord der waarheid recht snijdt.
2TIMOTHEÜS 2:19a
Evenwel het vaste fundament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen die Zijne zijn.
HEBREEËN 11:24-26 eerste deel
Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao’s dochter genaamd te worden;
Verkiezende liever met het volk Gods kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben;
Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons.
HEBREEËN 11:24-26 tweede deel
Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao’s dochter genaamd te worden;
Verkiezende liever met het volk Gods kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben;
Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons.
HEBREEËN 12:2
Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechter(hand) van den troon Gods.
1PETRUS 2:7
U dan die gelooft is Hij dierbaar.
1JOHANNES 2:1,2
Mijne kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige;
En Hij is een Verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor (de zonden) der gehele wereld.
1JOHANNES 20,21 eerste deel
Want indien ons hart (ons) veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen
Geliefden, indien ons hart ons niet veroordeelt, zo hebben wij vrijmoedigheid tot God.
1JOHANNES 20,21 tweede deel
Want indien ons hart (ons) veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen
Geliefden, indien ons hart ons niet veroordeelt, zo hebben wij vrijmoedigheid tot God.
JUDAS vers 3b
Strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is.
OPENBARING 1:5b,6
Hem, Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed,
En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, (zeg ik), zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.
OPENBARING 2:4
Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten.
OPENBARING 3:2b
Want Ik heb uw werken niet vol gevonden voor God.
OPENBARING 5:11-14
En ik zag, en ik hoorde een stem veler engelen rondom den troon en de dieren en de ouderlingen; en hun getal was tienduizendmaal tienduizenden en duizendmaal duizenden.
Zeggende met een grote stem: Het Lam Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom, en wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en dankzegging.
En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem Die op den troon zit, en het Lam zij de dankzegging en de eer en de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid.
En de vier dieren zeiden: Amen. En de vier en twintig ouderlingen vielen (neder) en aanbaden Dengene Die leeft in alle eeuwigheid.
OPENBARING13:8
En allen die op de aarde wonen, zullen hetzelve aanbidden, welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens des Lams, Dat geslacht is, van de grondlegging der wereld.
Ter gelegenheid van een Nieuwjaar
OPENBARING 21:5a
En Die op den troon zit, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw.
Ter gelegenheid der bediening van des Heeren Avondmaal
OPENBARING 21:6b
Ik zal den dorstigen geven uit de fontein van het water des levens voor niet.
OPENBARING 22:11
Die heilig is, dat hij nog geheiligd worde.